(1955)


kunstschilder
Français English Nederlands



Ik begon te schilderen op de leeftijd van 17 jaar.

Ondanks deze voorkeur voor beeldende kunst heb ik een technische opleiding gevolgd aan de TU-Delft afdeling vliegtuigbouw. Na deze periode heb ik 20 jaar fulltime gewerkt bij een ingenieursbureau gespecialiseerd in installatietechniek in de bouw.
Na deze periode heb ik mij meer intensief met het schilderen beziggehouden en vanaf 1996 begon ik te exposeren in Nederland.

Mijn werk zou als associatief-figuratief bestempeld kunnen worden.

Kunst is voor mij alleen kunst als een vorm van esthetiek gecombineerd wordt met de ruimte die een toeschouwer krijgt om na te denken over een werk. Kunst is daardoor afhankelijk van de creativiteit en motivatie van de toeschouwer en dus niet absoluut; nog in de tijd, nog per cultuur etc.

In mijn werk worden gedachten vaak gescheiden van elkaar weergegeven. Ze worden met elkaar geconfronteerd. Op die manier tracht ik een gedachtespoor op gang te brengen bij de toeschouwer.

Computers zijn een aanzet tot deze werkwijze. Computer besturingssystemen, maken gebruik van weergave van processen in kaders; in 'windows'. Die processen functioneren onafhankelijk van elkaar, maar beïnvloeden de computergebruiker gezamenlijk. Achter de schermen communiceren ze met elkaar; wisselen informatie uit. Inhoudelijk zijn de processen niet zo belangrijk, de visuele presentatie ervan des te meer. Die voldoet aan strenge regels. Windows zijn vierkant of rechthoekig, vertikaal of horizontaal, ze liggen vóór of achter elkaar. De elementen zijn meestal rechtlijnig, uniform van kleur en in essentie twee dimensionaal. De informatieverwerking verengt zich tot een visie die verwantschap vertoont met de figuratieve beperkingen die een Mondriaan zich zelf oplegde, maar die nu voor computergebruikers dwingend worden voorgeschreven. Vergelijk uw beeldscherm maar eens met een Mondriaan.....Miljoenen internet gebruikers weten niet anders meer. Het is een vorm van wereldwijde cultuurbeïnvloeding en -uniformering; een vorm van 'mondrianisatie' waartegen ik mij wil verzetten, maar waar ik onherroepelijk deel van uitmaak.

Na jaren beeldschermwerken gaat dit in het hoofd zitten en is deze collagebenadering voor mij een vanzelfsprekend expressiemiddel geworden.

Zo zijn drieluiken (drie naast elkaar geplaatste werken) een tijd lang mijn favoriete uitdrukkingsmiddel geweest. Niet zozeer met een voorop gezette intentie, maar omdat de onafhankelijk van elkaar geschilderde werken naast elkaar geplaatst, een verassende invloed op elkaar blijken uit te oefenen en per saldo meer zijn dan de optelling van de drie werken afzonderlijk. Net als computer-windows met elkaar communiceren, zoöok veroorzaakt de ontmoeting tussen de verschillende werken een communicatie en een meerwaarde die ik als het wezenlijke van kunst beschouw. Het is een vorm van creativiteit die een toeschouwer zelf genereert en die mijns inziens het verschil vormt tussen vakmanschap en kunst. Uitleggen waarom ik een bepaald werk gemaakt heb, zoals ik hier aan het doen ben, is dus eigenlijk een overbodige bezigheid; beter zou zijn dat U het mij uitlegd.

Contrasten, inhoudelijk, qua techniek, qua kleur, qua sfeer of qua lichtintensiteit, zijn voor mij ook een bron van fascinatie. Uit tegenstellingen worden nieuwe gedachten geboren. In mijn recentere werken worden de verschillende beelden meteen al op één doek samengevat; de confrontatie wordt daarmee minder vrijblijvend. Niet zelden verwerk ik hierbij figuratie en abstractie als complementaire, maar uitdrukkelijk van elkaar afhankelijke expressiemiddelen op één doek.

Contrasten in lichtintensiteit hebben een interessante inwerking op de ogen. Bekend is het effect van het nagloeien van verblindend zonlicht op het netvlies. De vorm van een belicht voorwerp blijft lange tijd na het sluiten van de ogen min of meer waarneembaar, zij het, dat de kleur omslaat naar een complementaire contrastkleur en het nabeeld zich verplaatst met een oogbeweging. Dit gegeven verwerk ik graag in mijn schilderijen.

Het effect van het 'netvlies' geheugen is aanwezig nadat tegen fel zonlicht in gekeken wordt, maar is ook aanwezig bij minder sterk licht. In feite is het altijd aanwezig, maar meestal niet merkbaar. De kleur van een vorig beeld beïnvloedt op ieder moment de kleur- en vormwaarneming van een ander beeld.
Perspectief is ook een oogafwijking die automatisch door de hersenen 'gecorrigeerd' wordt. Vormwaarneming stelt vragen omtrent de werkelijkheid van dingen. De invloed van de hersenen op de waarneming is fenomenaal. Parallelle lijnen lijken samen te vallen in één punt aan de horizon. De hersenen corrigeren zoiets onmiddellijk. Toch is het zoiets als een religie, want niemand heeft ooit parallelle lijnen kunnen zien. In de computerwereld noemen we dit IT (Informatie Technologie): de waarneming gaat eerst door een serie transformerende, filterende en corrigerende conversieprocessen alvorens het bewustzijn bereikt wordt. Conversie gaat meestal gepaard met informatieverlies en ontbrekende informatie wordt erbij verzonnen; zelden komt er uit wat er in gaat. Groothoeklenzen zetten de 'werkelijkheid' ook anders neer; ze kennen ook een conversieproces. Rechte lijnen, rechthoeken, cirkels: dat zijn slechts vereenvoudigingen die het noodzakelijke overzicht verschaffen: te complexe informatie gaat verloren in conversieprocessen. Het is misschien cultuur gebonden; terug te voeren op het klassieke verleden van de westerse samenleving. In sommige werken probeer ik de invloed van dit soort effecten af te tasten door de corrigerende activiteit van de hersenen te observeren en te beïnvloeden.
Het geheel blijft echter in een windows-kader opgesloten.

In mijn werk neemt bouwkunde een belangrijke plaats in. Vele jaren heb ik gewerkt voor een bedrijf dat sterk betrokken is bij architectuur en bouwmethodes.
Utilitaire architectuur gaat vaak gebukt onder hetzelfde effect waar windows van computers toe leiden. Ook hier heeft Mondriaan de weg gewezen. Rechtlijnig, rechthoekig, uniform van kleur, repetitief en in essentie twee dimensionaal. Volumes bestaan alleen bij de gratie van de rechthoekige vlakken die ze vorm geven. De functionaliteit, efficiëntie en capaciteit tot het genereren van geld zijn oneindig veel belangrijker dan de invloed die een bouwwerk heeft op de realiteitsperceptie van het individu. Materiaalkeuzes worden bepaald door dezelfde factoren. Kantoorgiganten worden binnen enkele maanden uit de grond gestampt. Niet voor niets zijn de meeste bouwwerken na 40 jaar het onderhouden niet meer waard en sloop is onvermijdelijk. Architectuur wordt daarmee een steeds vluchtiger begrip.
Dit in contrast met middeleeuwse of antieke (vaak religieuze) utilitaire bouwwerken zoals kathedralen, kerken en kloosters, die kennelijk uit een andere motivatie zijn ontstaan. Ze tonen dat het niet altijd zo geweest is. Duidelijk is dat men niet alleen de derde dimensie, maar ook de vierde dimensie (tijd) belangrijker vond. De bouwgeschiedenis strekt zich vaak uit over eeuwen. Het materiaal waaruit ze gebouwd zijn (natuursteen) is niet alleen duurzaam, maar maakt zelf ook deel uit van de natuur. Hoewel ook dit soort bouwwerken aan duidelijke bouwregels en standaard gebruiksfuncties voldoet is verveling zelden aan de orde: geen pilaar, geen vensterboog herhaalt zich in detail en er ontstaat als vanzelf een (soms romantische) meerwaarde naarmate ze met de tijd vervallen; ze blijven ook na honderden jaren interessant. Ze behouden hierdoor een historische functie binnen het bewustzijn die voor veel moderne bouwwerken nauwelijks voorstelbaar is. De huidige lichtgewicht bouwmethodes zullen voor toekomstige generaties relatief weinig historische waarde achterlaten (ze zullen er eenvoudigweg niet meer zijn). Ik vind dat dit niet zonder risico is. Cultuur zonder tastbare vorm van historie wordt bedreigd door ontworteling. Onherroepelijk wordt de realiteit vervangen door een gedachte, een virtuele en vooral makkelijk manipuleerbare realiteit die in de computercommunicatie van nu al wordt aangekondigd.

Olieverf zelf is ook een thema binnen mijn werk. Verf is een bijzondere substantie: in de tube is het 4 euro; als je het op een doek smeert is alles nog mogelijk; je wilt het met vingers aanraken, kneden. Het is vloeibaar, handelbaar en verrassend of teleurstellend en soms verlammend. Dat is vrijheid, vrijheid om te doen wat je wilt; het heeft immers het potentieel en de belofte in zich om er alles mee te kunnen.
Naarmate een werk meer vorm aanneemt wordt het moeilijker; de voorstelling nadert een vastere figuratie en de verf verstilt. Wijzigingen worden steeds minder omvangrijk; en de verleiding tot klein gepruts is groot. Het is het verhaal van de haas en de schildpad; steeds dichterbij, maar je lijkt er niet te komen. De weerstand tegen grote wijziging neemt toe; de verf gaat een eigen leven lijden. Verf wordt méér dan verf alleen en wordt daarmee onaantastbaar. Verf is dan geen vrijheid meer. Het werk is af zodra je er niet meer aan durft te komen; zodra het gevoel ontstaat dat je er niet meer aan mag komen. Om de vrijheid van het werk te rekken zijn rigoureuze maatregelen nodig en moet die onvermijdelijke neergang tijdig worden doorbroken; desnoods met grof geweld, voor het te laat is. Hiertoe gebruik ik het paletmes. Tevergeefs: het werk ontsnapt tenslotte toch. Dat is het moment waarop je het aan de muur kan hangen en er alleen nog maar naar mag kijken; onaantastbaar, een afgesloten hoofdstuk.
Ik vind het fascinerend te constateren hoe een dynamisch medium als verf na verloop van tijd zo statisch wordt.